Doorgaan, ook als het tegenzit, dat zit in het DNA van The Hunger Project. Deze organisatie zet zich al jaren in voor SDG 2: Geen honger. Een toekomst zonder honger kan, zegt directeur Evelijne Bruning. Maar gaat niet zonder slag of stoot. Ze weet als geen ander dat na ieder sprong vooruit, weer een stap terug zal volgen. Juist daarom is het belangrijk om elke overwinning te vieren. ‘Wij voeren hier een juichbeleid’.
Dat er een SDG voor ‘Geen honger’ kwam, voelde als een overwinning voor The Hunger Project, vertelt Bruning. ‘Als sinds eind jaren zeventig probeert onze organisatie ‘het einde van de honger’ op de kaart te zetten. En dan hebben we het niet alleen over acute hongersnood, maar juist ook over chronische honger, dus dag-in-dag-uit onvoldoende voedsel of te weinig voedzaam eten. Terwijl er meer dan genoeg is voor iedereen. Het is het grootste oplosbare probleem op de wereld. Dat het einde van de honger een duurzaam ontwikkeldoel werd, voelde als erkenning.’
Wat vind je van de SDG’s als gemeenschappelijke taal?
‘De SDG’s hebben zeker een functie. Het is fijn om een duidelijk doel te kunnen kiezen. Je moet iets vinden dat bij je past, want je kunt niet alles doen. Het zijn net als de millenniumdoelen vaandels waar veel mensen achteraan kunnen lopen – en dat helpt. Het geeft richting.’
Waarom is The Hunger Project een gamechanger op de SDG 2: Geen Honger?
‘We zijn een gamechanger op deze SDG, omdat we een bewezen aanpak bieden: investeren in de eigen oplossingen van verafgelegen dorpen in Afrika, Azi en Latijns-Amerika. Want daar is de meeste honger. Onze medewerkers trainen er lokale vrijwilligers zodat zij zelf de honger in hun eigen dorp op kunnen lossen, samen met hun lokale overheid. Dus van binnenuit en onderop. Dat begint met een nieuwe mindset.’
Hoe ziet die mindset eruit?
‘Het belangrijkste is dat mensen durven te dromen van een oplossing. Dat het anders kan. En dat ze met die mindset hun buren en andere dorpen weer ‘besmetten’, en het dan samen aanpakken. Cynisme ligt echter op de loer als dingen niet in een keer lukken. Wij proberen mensen daarom niet alleen te mobiliseren, maar coachen ze ook om door te zetten en hun droom vast te houden als het even tegenzit. Die doorzettingskracht is essentieel, ook voor onze eigen organisatie trouwens.’
Hoe gaat het met het doel ‘geen honger’?
‘Tot 2016 ging het jarenlang gestaag de goede kant op, met forse dalingen van de honger in de wereld. Maar helaas zijn er veel ontwikkelingen waardoor het de laatste jaren juist minder goed gaat. Denk aan klimaatverandering, corona, conflicten en toenemende ongelijkheid. Het probleem wordt dus juist groter. Het is daarom belangrijk dat we de moed niet verliezen. Want het kan écht, honger de wereld uit helpen.’
Overigens is het daarbij zaak om niet alleen te kijken naar voldoende gezond voedsel, maar ook naar alle oorzaken van honger, zoals de toegang tot gezond drinkwater, de beschikking over wc’s, gezondheidszorg, onderwijs, de mogelijkheid om te sparen, vrouwenrechten – in feite moet je bijna aan alle SDG’s werken om het einde van honger te kunnen halen. Want heel veel van deze doelen zijn met elkaar verweven.’
Wat hebben vrouwenrechten met het hongerprobleem te maken?
‘Het zijn vaak de vrouwen die niet genoeg beschikking hebben over voeding of voedzaam eten. Zij eten vaak als laatste. Ze hebben ook minder toegang tot landbouwgrond, tot onderwijs of de mogelijkheid om te kunnen sparen. En worden niet betrokken bij belangrijke beslissingen. En dus moeten juist ook vrouwen betrokken worden bij de oplossing. Daarom vinden wij het essentieel dat vrouwen medezeggenschap krijgen in de dorpen waar wij werken. Dat is voor ons zelfs een harde voorwaarde om aan de slag te gaan. Dus komen er verplicht ook vrouwen in de lokale leiderschapscomités. Dat is vaak even wennen, ook voor die vrouwen zelf. Ze moeten het vertrouwen opbouwen dat er naar ze geluisterd wordt. Dat heeft tijd nodig, maar dan gebeuren er vaak schitterende dingen. Changemakers zijn overal; ze vinden en zien wat dat met een dorp doet is echt het mooiste werk dat er is.’
“Changemakers zijn overal. Ze vinden en zien wat dat met een dorp doet is het mooiste werk dat er is.”
Wat is de impact van corona op jullie werk?
‘Die is groot. Zeker in landen als India en Bangladesh zie je dat er veel mensen die normaalgesproken in de stad werken, zijn teruggegaan naar hun oude dorpen omdat het werk is weggevallen. Dat heeft gezorgd voor een enorme druk op de dorpen en ook op de voedselvoorziening.
Eigenlijk doen we het nooit omdat het niet past bij onze filosofie, maar we hebben daar ook tijdelijk voedselhulp moeten bieden, omdat de nood zo hoog was. Totdat de overheid het zelf op orde had.
Inmiddels zien we heel duidelijk dat de 15.000 dorpen die via onze methode werken beter om kunnen gaan met de stress die corona met zich meebrengt. Zij zijn weerbaarder tegen desinformatie en beter in staat om zich te organiseren, omdat de leiders in het dorp al vertrouwd worden. Het is veel dorpen gelukt om in korte tijd eigen initiatieven van de grond te krijgen, zoals het inrichten van handwasplekken en zelfs het oprichten van een mondkapjesfabriek. Wel hebben we ons anders moeten organiseren, om corona niet verder van stad naar het platteland te verspreiden. Bijvoorbeeld door het coachen vaker op afstand te organiseren.’
“Wij voeren dan ook een actief juichbeleid. Het is belangrijk om elkaar elke keer weer vast te houden en niet in een slachtofferrol te vervallen.”
Hoe houden jullie bij tegenslag toch de moed erin?
‘Vooral door altijd maar te blijven kijken naar wat er wél kan. En elke stap te vieren die wel lukt. Wij voeren dan ook een actief juichbeleid. Het is belangrijk om elkaar elke keer weer vast te houden en niet in een slachtofferrol te vervallen. Zo proberen we onze partners en financiers ook op te voeden.
Vertrouwen is echt het sleutelwoord van onze filosofie. Erop vertrouwen dat een dorp het z lf kan. Daar moeten we onze partners, zoals lokale overheden, ook steeds van overtuigen. De neiging van overheden is toch vaak om naar hoofdsteden te kijken of vanuit de nationale overheid plannen uit te rollen over het hele land. Maar de kern is juist dat je dorpen het vertrouwen geeft dat zij zelf weten wat goed voor hen is.’
Hoe maak je meetbaar wat je doet?
‘Uiteraard maken we al onze impact meetbaar en als het nodig is kunnen we daar dikke, technische rapporten over opstellen. Wat wij veel belangrijker vinden is dat de comit s in de dorpen zelf hun eigen doelen opstellen aan de hand van de SDG’s en vervolgens ook zelf meten of het goed gaat. Dat ze zelf de verandering gaan voelen en bespreekbaar maken. Uiteindelijk heeft dat de meeste impact.’
Wat is jullie doel voor de Decade of Action?
‘Er is echt meer investering nodig om SDG 2 te halen. Daarom willen we graag werken aan meer vertrouwen bij financiers. Wat ik bijvoorbeeld heel goed vind aan de Nationale Postcode Loterij is dat zij een som geld geven en er vervolgens op vertrouwen dat wij daar de juiste dingen mee gaan doen.
Wat er nog veel te veel gebeurt, is dat er hele specifieke eisen worden gesteld aan de projecten waarvoor fondsen mogen worden gebruikt. Bijvoorbeeld dat er per se waterputten moeten worden geslagen. Of dat er zó veel eisen worden gesteld aan de administratie en het toezicht, dat er bijna geen geld meer over blijft voor de uitvoering. Dat is echt onzin. Vertrouw erop dat wij wel weten hoe we het geld het beste kunnen besteden.’
Welke lessen heb je voor andere organisaties die willen werken aan de SDGs? ‘Blijf altijd kijken naar wat er wel kan. En laat je niet uit het veld slaan door het jargon en het cynisme van sommige experts. Natuurlijk is kennis belangrijk, maar het zorgt er helaas ook vaak voor dat mensen zich arrogant opstellen, omdat ze denken te weten hoe een ander iets moet aanpakken. Dus probeer dat af te leren. Mensen met honger zijn echt zelf de oplossing.’